Mario van der Ende, de Louis Couperus van de voetballerij, doceerde Nederlands zoals hij floot

Mario van der Ende (Den Haag, 28 maart 1956) floot als voetbalscheidsrechter memorabele affiches in de Champions League, leidde twee Europese Supercups, in Nederland tal van topwedstrijden en maakte als arbiter het EK in 1996 en de WK-toernooien van 1994 en 1998 mee. In het onderwijs verdiende de Hagenaar eveneens zijn sporen: van 1984 tot 1996 gaf hij Nederlands en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs. Hoewel Van der Ende de voetbalwereld nooit losliet, zei hij het onderwijs in de jaren 90 wel vaarwel. Onberoerd liet die sector hem echter niet. „Ik ging als leraar vaak naar huis met een smile van oor tot oor. Ik vind het wel eens jammer dat ik niet alle dingen heb opgeschreven die ik heb meegemaakt.”

Na de lerarenopleiding werkte Van der Ende als docent op het Tinbergen College in Den Haag, het Reijnevelt College in Delft en Schoevers. Later zal hij er ook nog schooldecaan worden. Het onderwijs lag hem. „Ik haal energie uit omgaan met mensen, dus ik denk dat dat meespeelde”, begint hij in een restaurant in Laren. „Daarnaast koos ik vanwege de secundaire voorwaarden voor het onderwijs, zoals veel vakanties.” Want als internationaal scheidsrechter was hij regelmatig meerdere dagen of weken van huis. Dat zou hem in het bedrijfsleven vrije dagen kosten, maar in het onderwijs viel er te roosteren en behield hij de vakanties. Tegelijkertijd zei de directeur: „Ik zet jou wel extra in tijdens open dagen, met je bekende kop.”

Chaos is óók structuur
Van der Ende noemt zichzelf direct en extravert. Af en toe klinkt zijn Haagse tongval door als hij aan het woord is. Welk type docent meneer Van der Ende ooit was? „Nee, nee, dat was geen meneer, dat was gewoon Mario – omdat ik dus ook die scheidsrechter in het betaald voetbal was.”

In tegenstelling tot veel andere docenten had de 69-jarige Hagenaar nooit een sterke controledrang. Een gesystematiseerd lespatroon bestond ook niet. „Ik had nooit die strikte controlebehoefte. Ik denk ook dat ik nooit boos ben geweest.” Daarmee bewoog hij zich enigszins buiten de gebaande paden. „In leraren- en scheidsrechtercorpsen denk ik dat 85 tot 90 procent er een strakke controlebehoefte op nahoudt. Ik zei altijd: chaos is óók structuur.”

Direct, pragmatische en allesbehalve saai
Maar ondanks die ‘chaos’ wisten leerlingen wel wat ze aan Van der Ende hadden. „Door mijn Haagse achtergrond en persoonlijkheid was ik heel direct. Ik heb nooit met meel in de mond hoeven spreken.” In zijn werk als docent was hij verder vooral pragmatisch, volgde hij onderwijsontwikkelingen op de voet en inspireerde hij leerlingen met enkele spreuken op de muur. Van der Ende was bovendien nimmer een muurbloempje. „Ik was geen saaie lul, maar altijd soepel en niet zo gespannen als een pianosnaar.”

Voor de troepen uit
Maar bovenal was hij als arbiter en docent proactief. „Dat is mijn persoonlijkheid. Ik kan wel zeggen dat ik héél proactief ben, voor de troepen uit en zeker niet van het opgeheven vingertje.” Die houding is volgens Van der Ende veel sterker dan afwachten. „Want als je een afwachtende houding hebt, kun je nooit scherp zijn.” Dankzij zijn proactieve instelling kon hij namelijk altijd voorbereid zijn op ‘het onverwachte’. Als leraar en scheidsrechter visualiseerde hij zowel lessituaties als wedstrijden en liet dat dan als filmpjes afspelen in zijn hoofd. „Ik werkte veel samen met sportpsycholoog Jan Huijbers, die mij daarin wijsmaakte.”

Déjà vu tijdens Juventus – Real Madrid
Visualiseren deed Van der Ende niet alleen maar uit nieuwsgierigheid: hij haalde er ook voordeel uit. Voor het treffen in de Champions League tussen Juventus – Real Madrid, in maart 1996, visualiseerde Van der Ende op zijn bed in een hotelkamer in Turijn alvast het affiche. „Dan zag ik duels, shirts, rugnummers. Heel maf. En dan was het net alsof ik ’s avonds bij de wedstrijd een déjà vu kreeg van wat ik ’s middags al op bed had liggen visualiseren. Nou, leg het maar uit.”

Door in zijn carrière veel te visualiseren vertoont Van der Ende enige gelijkenis met een andere gerenommeerde Hagenaar: schrijver Louis Couperus (1863-1923). Die schreef in 1900 de visionaire roman De stille kracht, waarin hij al vooruitliep op het verlies van ‘ons Indië’ en, lang vóór de onafhankelijkheid, de onvermijdelijke ondergang van het Nederlandse kolonialisme in Nederlands-Indië al voorzag.

Zoo ik íéts ben, ben ik een Hagenaar
Diezelfde Couperus sprak ooit: „Zoo ik íéts ben, ben ik een Hagenaar.” Die uitspraak onderstreept dat zijn diepste identiteit met Den Haag is verbonden en typeert hem als schrijver van zijn beroemde Haagse romans, zoals Eline Vere (1889). Van der Ende voelt zich op vergelijkbare wijze aan de stad verknocht. Ook hij is onmiskenbaar Haags. Over zichzelf zegt hij: „Je haalt hem wel uit Den Haag, maar Den Haag haal je niet uit mij.”

Die Haagse verknochtheid steekt nog immer de kop op. Van der Ende schrijft nog altijd columns voor het Algemeen Dagblad/Haagsche Courant, bevoorraadt zijn 92-jarige moeder nog wekelijks met vier boodschappentassen, gaat voor zijn kapper nog steeds naar Den Haag en loopt dan ook nog even langs bij wat vriendjes. „Dan krijg ik weer een snelcursus Haags.”

En voor Haagse humor is er ook nog altijd plek. Zelfs in de tandartsstoel kan hij het niet laten: „Jammer, ik heb net een zak pindarotsjes bij me.” 

Ontrouwe zoon van de ooievaarsstad?
Toch doemt er ineens een vraag op: is Van der Ende wel écht een Hagenaar? Want als het even kon, verliet hij de stad, vaak om in het buitenland te fluiten. In de loop van zijn leven reisde hij naar 144 landen. Couperus, net zo’n kosmopoliet, trok langdurig naar Afrika, Azië, Italië en Zuid-Frankrijk. Bovendien woont Van der Ende nu al bijna dertig jaar in Laren (hij volgde Elsje, zijn geliefde), terwijl Couperus 27 jaar van zijn leven buiten Den Haag woonde en zichzelf daarom ‘de ontrouwe zoon van de ooievaarsstad’ noemde. Verdient Van der Ende dat etiket dan ook? „Ik heb de stad zien veranderen, maar ontrouw? Nee. Er zijn alleen niet meer zoveel plekken in Den Haag waar ik zou willen wonen.”

Mario van der Ende als arbiter

Geboren voor het onderwijs
Couperus laat er in zijn feuilleton ‘Hoe een Roman wordt geschreven’ (1920) geen twijfel over bestaan: schrijven kun je of niet, dat valt niet te leren. Van der Ende ziet hierin een duidelijke parallel met het leraarsvak: „Voor lesgeven, maar ook arbitreren, moet je eigenlijk ook geboren zijn.”

Hoewel Van der Ende voor het onderwijs was voorbestemd, viel het beroep van leraar hem vaak zwaar. Dat kwam vooral door de combinatie met zijn werk als scheidsrechter. „Ik heb vanaf 1985 ook menig interview gegeven waarin ik altijd de problematiek aan de kaak stelde over die combinatie.” In het weekend kon hij immers nauwelijks bijtanken, omdat er altijd een nieuwe topprestatie op hem wachtte. „Ik voldeed redelijk aan de criteria van een burn-out. Ik heb namelijk nooit tijd gehad om de verhouding arbeidsrust te onderhouden.” 

Leerlingen mochten echter nooit de dupe worden van de dubbele belasting van hun docent. „Ik heb daarom nooit geprobeerd lessen te versloffen. Leerlingen verdienen gewoon een gemotiveerde docent, maar het was niet altijd te combineren.” Het leidde soms tot wringende situaties. Zo wilden leerlingen uit havo 5 woensdagmiddag om 15:00 uur nog iets aan hun docent vragen. „Maar ik moest om 20:00 uur Roda JC – Ajax fluiten, met alle files van Den Haag naar Kerkrade. Dat zorgde voor spanning bij leerlingen én ouders.”

Van Bernabéu naar het klaslokaal in zo’n 30 uur
Die combinatie pleegde weliswaar dikwijls roofbouw, maar de Haagse oud-docent liet zich ook vaak meeslepen door de roes van het grote voetbal. Zo floot hij woensdagavond in Estadio Santiago Bernabéu voor 85.000 toeschouwers een historische wedstrijd, om vrijdagochtend om 08:30 uur alweer voor de klas te staan. Worlds apart. „En altijd met een lachend gezicht. Ik kon ook nog even vertellen dat ik in 37 landen live op televisie geweest.”

Eveneens kenmerkend voor Van der Endes leven in de jaren 90 was dat hij na een door hem gefloten nederlaag van Feyenoord maandagochtend het Reijnevelt College in Delft net iets anders binnenliep. Van alle kanten klonk het hem dan tegemoet: „Hij is een hondenlul!” Van der Ende kon er enorm om lachen.

Terugkeer voor de klas?
Na het seizoen 2003-2004 stopte Van der Ende met fluiten. De motivatie was op. Zonder de combinatie van twee veeleisende werelden, had hij kunnen terugkeren in het onderwijs. Dat deed hij niet. „Ik heb daar eigenlijk ook geen seconde over nagedacht”, bekent hij. Lang hoefde hij na zijn afscheid niet te zoeken, want bij de KNVB ging hij scheidsrechters opleiden. Dat bevestigde wat hij eigenlijk al wist: hij voelde zich meer scheidsrechter dan docent. „In arbitreren voelde ik me veel meer senang. Dat paste meer bij mij. Ik was 100 procent scheidsrechter, 95 procent docent.”
    
Voor de klas net als op het veld
Maar voor de klas beleefde hij ook volop gedenkwaardige momenten. Het meest memorabele was een compliment van een leerlinge, die haar docent meerdere keren per seizoen in De Kuip zag fluiten. Volgens haar was de Hagenaar in de klas precies hetzelfde als op het veld. Van der Ende, lachend: „Eigenlijk moet John de Wolf op het veld ook gewoon zijn kop dichthouden.” Iets wat hij trouwens ook van zijn leerlingen in de klas verwachtte.
 
Miss Panorama
Even zo gedenkwaardig is voor Van der Ende het mondelinge literatuurexamen. Een leerlinge uit havo 5 had een boekenlijst met liefst dertig titels. Aan het einde van het mondeling vroeg Van der Ende waar ze die boeken vandaan had. „Bij Cobra (een videotheek in Den Haag, red.) op de Goeverneurlaan”, antwoordde ze. „Dat vond ik geweldig, dus kreeg ze alsnog een 5.2”, herinnert de ex-docent. „Een jaar later werd ze trouwens Miss Panorama.”

Nog altijd actief
Van der Ende haalt steeds meer oude verhalen op: anekdotes, momenten die hij liever was vergeten, animositeit tijdens rapportvergaderingen, andere stekeligheden, de opluchting bij de diploma-uitreiking, geweldige introductieweken en bijzondere leerlingen die hem voor goed nableven. „Ik ging als leraar vaak naar huis met een smile van oor tot oor. Ik vind het wel eens jammer dat ik niet alle memorabele gebeurtenissen heb opgeschreven die ik in het onderwijs heb meegemaakt.”

Vandaag is Van der Ende nog altijd actief. De voormalig toparbiter en docent geeft overal lezingen: bij McDonald’s, Disney, een korfbalvereniging in Koog aan de Zaan of zelfs voor de Nederlandse legerstaf. Ook presenteert hij een maandelijks radioprogramma op ALL Sports Radio. Eind maart wordt Van der Ende 70 jaar. Hoe dat voelt? „Kut. Ik heb het gevoel dat ik de meeste aardappels wel op heb. Ik houd te veel van het leven.” Daar zou Couperus waarschijnlijk meer woorden voor nodig hebben gehad.