Topscheidsrechter en onderwijsprofessional Allard Lindhout: ‘De waarde van MBO’ers wordt zo ontiegelijk onderschat.’ 

Het voorbije voetbalseizoen was hij nog leidsman tijdens het Champions League-treffen tussen AS Monaco en FC Barcelona. Allard Lindhout (Warmond, 11 september 1987) is voetbalscheidsrechter van beroep, fluit wekelijks in de Eredivisie en staat sinds enkele jaren zelfs op de internationale lijst. Maar ook gaf hij tien jaar les binnen het basisonderwijs en verzorgt hij tegenwoordig onderwijsworkshops en lezingen over thema’s als klassenmanagement en motiveren. Ofschoon het iconische Celtic Park een wereld verschilt van een jarenzestig-schoolgebouw in de wijk Poelpolder in Lisse, ziet Lindhout veel overeenkomsten tussen lesgeven en fluiten. „Spelers bepalen, net als kinderen in de klas, deels zelf waar de grens ligt en hoe ze met elkaar omgaan.”

‘Vliegende keep’ in het onderwijs
Lindhout begon in 2006 met lesgeven in de Bollenstreek, op basisschool De Regenboog in Voorhout. Hij draaide er groep 7 en groep 8 en dook naar eigen zeggen in de jaren erna regelmatig op als „vliegende keep” op basisscholen in Lisse en Sassenheim. Later gaf hij nog drie jaar les op de pabo van de Hogeschool Leiden, waar hij aankomende leraren en leraressen klaarmaakte voor het primair onderwijs.

Zijn route naar het klaslokaal verliep wel in geleidelijke stappen. „Ik deed zelf vmbo, deed het minimale en was een puber die zijn huiswerk niet deed.” Na zijn vmbo-examen ging Lindhout naar het ID College in Leiden, waar hij de opleiding tot onderwijsassistent volgde. Vervolgens studeerde hij de pabo aan de hogeschool waar hij dus jaren later zelf als docent aan de slag ging.

Opvallende links tussen fluiten en onderwijs
In de tussentijd ontwikkelde hij zich als scheidsrechter. Zo maakte de geboren Warmonder furore door al op 22-jarige leeftijd de verhitte Katwijkse derby tussen vv Katwijk en Quick Boys in goede banen te leiden. Een jaar later volgde zijn debuut als arbiter in het betaald voetbal en in 2015 floot hij zijn eerste pot in de Eredivisie. Zodoende combineerde hij fluiten jarenlang met lesgeven. Twee werelden die op het oog ver uit elkaar liggen, maar voor de 37-jarige Lindhout zijn de metiers onlosmakelijk verbonden. Immers: anticiperen, corrigeren en reageren tijdens lessen is volgens de Voorhouter goed vergelijkbaar met wat een scheidsrechter op het veld doet. De gave om, bijvoorbeeld via de fluit, in één adem hoorbaar te maken wat het flitsende oog aan onregelmatigheden ontdekt. 

Weten waar goochem woont
Maar de belangrijkste overeenkomst tussen het scheidsrechterschap en docentschap ligt volgens de toparbiter in het ‘lezen’ van gedrag van spelers en kinderen. „In beide gevallen moet je continu lezen, snappen en begrijpen wat je nu moet doen – of wat je nu juist niet moet doen.” Dat vraagt om het snel inschatten van situaties op het veld of in de klas en daar dan direct naar handelen. „Er zijn zeventien spelregels op het voetbalveld, maar de belangrijkste is spelregel 18: weten waar goochem woont en je boerenverstand gebruiken. Oftewel, mensenkennis gebruiken en voorspelbaar en begripvol zijn. En ook op je strepen staan wanneer het moet.”   

Ook op het gebied van leidinggeven ziet Lindhout duidelijke parallellen tussen doceren en scheidsrechteren. Zowel in het klaslokaal als op het veld doe je voortdurend interventies die bijdragen aan verbetering. Lindhout: „Dat doe je door in de klas maatregelen te nemen of door in het veld regels te hanteren, waardoor een betere sfeer ontstaat.”

Een betere sfeer ontstaat vaak ook door humor in te zetten. Lindhout geeft geen sjoege als hij kritiek op zijn fluiten krijgt, maar met keiharde humor is hij op de kast te krijgen. Toch gebruikt hij humor zelf ook, zowel als scheidsrechter en vroeger als docent. „In de klas is humor een enorm wapen, zeker in combinatie met zelfspot. Toegeven dat je mis zit, kan zo enorm de spanning weghalen en kinderen het gevoel geven dat de docent ook fouten maakt. Die combinatie helpt het scherpe randje eraf te halen.” 

Alle jaren voor de klas hebben hem als scheidsrechter bovendien sterker gemaakt. „Honderd procent. Het een heeft het ander alleen maar versterkt.”

Onderwijservaring Lindhout niet uniek
Toch is Lindhout bepaald niet de enige scheidsrechter met een onderwijsachtergrond. Hij is daarin dus allerminst uniek. Ook is het geen typisch Nederlands fenomeen of iets van recente jaren. Zo was tijdens het WK Voetbal van 1994 in de Verenigde Staten maar liefst een kwart van het internationale FIFA-scheidsrechterkorps werkzaam als leraar. Lindhout placht te zeggen dat hij het nooit gek vindt dat veel scheidsrechters in het betaald voetbal een politieachtergrond hebben, werkzaam zijn in het onderwijs of een baan bij justitie hebben. „Het heeft allemaal met gedrag, rechtvaardigheidsgevoel en eerlijkheid te maken.”

Klassenmanagement lastigste van lesgeven
Ook al staat Lindhout inmiddels niet meer voor de klas, hij is nog wel nauw bij onderwijs betrokken. Door het hele land geeft hij lezingen en workshops, onder meer over klassenmanagement. Volgens hem is dat ook meteen het lastigste onderdeel van het lesgeven. „Er zijn bepaalde dingen te leren, zoals didactiek en diversiteit in werkvormen, maar het managen van je klas en de omgang met dingen waar je je niet op hebt voorbereid, is het meest uitdagende.”

Juist daar wringt de schoen op lerarenopleidingen, weet hij: klassenmanagement krijgt er gering aandacht, vaak alleen maar theoretisch. „Hoe je het (klassenmanagement, red.) doet, daar krijg je vaak wel tips over. Maar wat ik vaak terugkrijg: er wordt te weinig bij elkaar in de les gekeken.” Hoewel lesbezoeken vaak een gevoel geven dat je als docent gecontroleerd wordt, hielp het de topscheidsrechter annex onderwijsprofessional altijd enorm. „Heel eerlijk: ik ging extra mijn best doen. Ik gebruikte lesbezoeken als brandstof om te laten zien wat ik kan.” Naast dat de Voorhouter prat gaat op het idee om docenten onderling lessen te laten bezoeken, pleit hij op pabo’s en andere lerarenopleidingen ook voor meer casuïstiek door middel van rollenspellen en meer intervisie. Volgens Lindhout mooie manieren die de beroepspraktijk praktischer en beeldender maken en bovendien ruimte bieden om tussentijds op de pauzeknop te drukken.

Maar de eenzijdige focus op theorie binnen de opleidingen heeft volgens Lindhout nog een ander groot nadeel: het jaagt talentvolle docenten weg. „De waarde van MBO’ers wordt zo ontiegelijk onderschat. Die zijn theoretisch wellicht iets minder onderlegd, maar hebben goed in de vingers hoe ze met uitdagende karakters kunnen omgaan. Die kunnen ze goed handelen. Helaas gaan zij vaak het onderwijs uit of redden het niet op de pabo. Dan gaat er zo ontzettend veel talent verloren.”

Terug voor de klas?
Champions Leagueduels fluiten of niet: Lindhout mist de dynamiek van het lesgeven. Groep 8 vond hij het leukst. „Omdat leerlingen uit groep 7 opkijken tegen leerlingen uit groep 8, omdat ze de oudste zijn. Maar leerlingen uit groep 8 zichzelf ook nog klein voelen, omdat ze straks dat stapje omhoog maken naar het voortgezet onderwijs.” De kans bestaat dat basisschoolleerlingen ooit weer ‘mees Allard’ kunnen zeggen. „Ik denk dat ik ooit nog wel voor de klas terugkom.”